Lekstroom regio – Ter gelegenheid van de Maand van de Geschiedenis sluit Omroep Lekstroom de maand af met verhalen uit het verleden van onze regio. Vanaf 25 oktober ontdek je in het weekend telkens iets nieuws. Deze keer gingen we naar Nieuwegein.
Wie in Nieuwegein de naam Plettenburg hoort, denkt waarschijnlijk aan de gelijknamige wijk. Maar eeuwen geleden stond in dit gebied een indrukwekkend kasteel. Waar nu de schansen en het wachthuis van Fort Jutphaas staan, verrezen ooit de muren van een imposante ridderlijk bouwwerk, dat inmiddels volledig uit het landschap is verdwenen. Het was een zogenoemd waterkasteel, aan alle kanten omringd door water. De brede gracht en stevige muren boden bescherming tegen indringers en gaven het complex een statige uitstraling.

Van ridderhofstad tot waterkasteel
Rond het jaar 1300 werd Kasteel Plettenburg vermoedelijk gesticht door de heren Van Goye, een vooraanstaande adellijke familie die ook kasteel Ten Goye in Houten bezat. Wie destijds een slotgracht en een ophaalbrug bezat, kon vanaf ongeveer 1587 het predicaat ridderhofstad krijgen, een titel die niet alleen prestige bracht, maar ook belastingvoordeel. De geleerden zijn het er niet over eens of Plettenburg officieel als ridderhofstad werd erkend of niet.
Bij het woord ‘kasteel’ denk je al snel aan een groot stenen gebouw met torens en kantelen, zoals we ze kennen uit middeleeuwse verhalen. Met ridders die over de binnenplaats galopperen en wachters bij de poort. “Maar hoogstwaarschijnlijk is het meer gebruikt als buitenplaats en als manier om als eigenaar zijn status te vergroten”, aldus Henk Valkenet, voorzitter van de Historische Kring Nieuwegein en Museum Warsenhouck.
In brand gestoken en herbouwd
Plettenburg kende echter ook tegenspoed. Tijdens de Kabeljauwse opstand werd het kasteel op 10 oktober 1481 in brand gestoken. Wat er precies gebeurde met de toenmalige bewoners is niet bekend, maar het bouwwerk liep zware schade op. Het werd herbouwd en verschillende eigenaren bewoonden het nieuwe Plettenburg: Woudeman, Bol, van Beesde en Strick.
In 1597 kreeg het landgoed een nieuwe eigenaar: de Franse edele koopman Nicolaas de Malapert. Hij besloot het vervallen kasteel af te breken en op dezelfde plek een nieuw huis te bouwen in de stijl van het Hollands classicisme. Deze bouwstijl kenmerkt zich door symmetrie en klassieke elementen uit de Romeinse en Griekse oudheid, zoals zuilen en driehoekige frontons boven ramen en deuren – vaak gecombineerd met typisch Nederlandse baksteen. “Het moet een mooi gebouw zijn geweest, als je de lovende uitspraken uit die tijd mag geloven: “(…) dat bij mij geen schoonder huys in het Sticht, jae geheel Holland, gesien is”, aldus Valkenet.

Verschillende leden van de familie De Malapert bleven tot 1806 eigenaar én bewoner van Plettenberg. Valkenet: “Een van de spraakmakendste was Louis de Malapert. Hij werd in 1621 ambachtsheer en bezat veel macht. Louis financierde de bestrating van een deel van de weg langs het kanaal in Jutphaas; later heeft Napoleon dat bestraten laten voltooien.” Na het overlijden van Louis erfde zijn vrouw Eleonore d’Ablaing het huis. Zij en haar zoon Louis waren zeer tolerant ten opzichte van de katholieken en daardoor zeer geliefd bij de bevolking van Jutphaas. Nadat de laatste telg uit het geslacht, Pieter de Malapert, 1806 was overleden, kwam het huis in bezit van Jhr. Barthold de Geer. Plettenburg bleef onbewoond, wat het behoud van het gebouw niet ten goede kwam.
Plaatsgemaakt voor Fort Jutphaas
Rond 1819 werd het kasteel (of wat daarvan over was) onteigend voor het opwerpen van een “aarden fort op en over de weg van Jutphaas naar Heemstede”. In 1820 werden de laatste resten gesloopt om plaats te maken voor de bouw van Fort Jutphaas – een van de eerste forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Die verdedigingslinie, ruim 85 kilometer lang, moest voorkomen dat vijanden vanuit het oosten west-Nederland konden bereiken. Het fort zelf is nog altijd te bezoeken, maar van het ooit zo fraaie kasteel Plettenburg resteren slechts verhalen, kaarten en enkele sporen in de ondergrond. Toch blijft de naam voortleven – in de wijk, de herinnering én de geschiedenis van Nieuwegein.
Foto’s: Het Utrechts Archief













